Je kans op een kind na een MBV-behandeling


Slaagkans bij inseminatie

Individuele slaagkans

Bij welke indicaties je CRG-arts eerder zal opteren voor intra-uteriene inseminatie (IUI) dan voor IVF of IVF/ICSI, vind je onder kunstmatige inseminatie (KI).

De essentie bij kunstmatige inseminatie is:
  • dat enkel de meest geschikte zaadcellen worden gebruikt, en
  • dat de zaadcellen meteen tot voorbij de baarmoederhals worden gebracht, waar anders een groot deel wordt tegenhouden.
Daardoor stijgt de kans op bevruchting aanzienlijk.

KI kunnen we uitvoeren met 'eigen' sperma (dat van de mannelijke wensouder) of met donorsperma. Dat laatste (KID) is een MBV-behandeling waar onder meer alleenstaande vrouwen en lesbische paren gebruik van kunnen maken.

Hoe groot je individuele slaagkans is, hangt nauw samen met het vruchtbaarheidsprobleem waarmee je kampt.
  • Is er sprake van ondoordringbaarheid van de baarmoederhals of van onverklaarde onvruchtbaarheid, dan bedraagt de slaagkans gemiddeld tien à elf procent per menstruatiecyclus.
  • Is de kwaliteit van het zaad het probleem, dan daalt het succes-percentage tot zeven à tien procent per cyclus.
    Dat laatste verklaart meteen waarom de gemiddelde slaagkans bij KID groter is dan bij KI met eigen sperma. Donorsperma wordt vooraf onderworpen aan een strenge selectie. Het is daarom onveranderlijk van goede kwaliteit. 
  • De slaagkans met donorsperma bedraagt ongeveer elf procent per menstruatiecyclus.

Als je na zes IUI-cycli nog niet zwanger bent, zullen we doorgaans jouw/jullie verminderde vruchtbaarheid opnieuw medisch evalueren. Soms kan IVF of IVF/ICSI alsnog een uitweg bieden – eventueel na de uitvoering van bijkomende onderzoeken.

Statistische slaagkans

Algemeen kunnen we stellen dat de bevallingskans – dus niet de kans op zwangerschap, maar op een baby:
  • voor vrouwen onder de 37 jaar
    • 50% bedraagt binnen de zes cycli in geval van KI,
    • 61% bedraagt binnen de zes cycli in geval van KID.
  • Voor vrouwen ouder dan 37 jaar liggen de percentages zowel bij KI als bij KID gevoelig lager.