Onderzoeken naar onvruchtbaarheid

In dit deel van de site schetsen we de brede context van geassisteerde bevruchting:

  • hoe wordt een mens zwanger in een natuurlijke voortplantingscyclus? 
  • wat is verminderde vruchtbaarheid precies?  
  • welke onderzoeken kunnen we in het CRG doen om naar mogelijke oorzaken te zoeken?
            

Onderzoeken bij de vrouw

Tijdens de eerste consultatie in het CRG zal de arts op basis van een vraaggesprek proberen uit te maken welke onderzoeken nodig zijn. Wat jij kan doen om die consultatie zo efficiënt mogelijk te laten verlopen:
  • download de vragenlijst en breng ze ingevuld mee (voor paren zowel vragenlijst vrouw als vragenlijst man), en
  • breng de resultaten van eventuele reeds uitgevoerde onderzoeken mee.

Welke informatie vind je hier?
  • in het overzicht: een opsomming van alle onderzoeken die het CRG uitvoert of kan (laten) uitvoeren in het kader van je vruchtbaarheidsbehandeling;
  • in "zoeken naar de oorzaak" meer duiding over het waarom van de onderzoeken;
  • in de pagina's erna uitleg over elk specifiek onderzoek.

Courante onderzoeken
Anamnese (medische voorgeschiedenis)
consultatie
Fysiek onderzoek, o.a. gynaecologisch consultatie
Hormonaal profiel bloedprik | in labo
Echografie klein bekken consultatie | ambulant
Testen op basis van specifieke indicaties
Biopsie van het endometrium
consultatie  | OK
Genetisch onderzoek bloedprik | in labo
Immunologisch onderzoek van het bloed bloedprik | in labo
Hysterosalpingografie radiologie ambulant
HyFoSy (hysterosalpingo foam sonography)
consultatie | ambulant
Diagnostische hysteroscopie (kijken in de baarmoeder) beeld | ambulant
Diagnostische laparoscopie (kijken in de buikholte) beeld | dagopname

Praktisch

Over het waar-wanneer-en-hoe van bloedafnames tijdens je behandeling in het CRG.

Stoornissen in de normale vruchtbaarheid van een vrouw kunnen het gevolg zijn van:
  • problemen i.v.m. de eicelrijping en ovulatie (hormonale oorzaak);
  • problemen in het eiceltransport, bv. door endometriose of infecties;
  • verstoorde (biochemische) interactie met de zaadcellen, bv. door de aanwezigheid van antilichamen tegen zaadcellen, door endometriose, door een te hoge zuurtegraad in de vagina,...;
  • problemen met de innesteling van het embryo, bv. door een afwijking in de baarmoeder.

Voorafgaand bloedonderzoek

Aan elke MBV-behandeling gaat een voorbereidend bloedonderzoek vooraf, ook bij de man.
Dat laat toe om:
  • een gedetailleerde hormonenbalans op te stellen (hormonale informatie);
  • het aantal en de structuur van de chromosomen te controleren (genetische informatie); en
  • mogelijke antilichamen op te sporen (infectie-onderzoek) tegen o.a. geelzucht (hepatitis), syfilis, het HIV-virus (aids) en zaadcellen. 

Bij de vrouw wordt tevens gecheckt of ze beschermd is tegen rodehond, toxoplasmose en CMV. Deze aandoeningen kunnen immers, als de vrouw ze in het begin van de zwangerschap krijgt, ernstige schade aan het kind berokkenen.

Voor de specifieke onderzoeken: zie hierna onder hormonaal, genetisch of immunologisch onderzoek.
Tijdens het voortraject van je behandeling kom je in het CRG op consultatie bij een gynaecoloog die gespecialiseerd is in de vruchtbaarheidsgeneeskunde. De consultatie bestaat uit
  • een anamnese, en

Voorbereiding op de consultatie 

Om de eerste consultatie in het CRG efficiënt te laten verlopen, vragen we je
  • om vooraf een uitgebreide vragenlijst in te vullen (hier downloaden); en
  • als je al een bepaald medisch traject achter de rug hebt, je medisch dossier mee te brengen, en zeker
  • alle resultaten van reeds uitgevoerde onderzoeken en eerdere pogingen tot geassisteerde bevruchting.
Als je dat liever niet zelf doet,  kan je je medisch dossier laten opvragen door de CRG-arts.

De anamnese

Dit medische vraaggesprek dient om alle relevante informatie te verzamelen over je medische voorgeschiedenis en je huidige fysieke en gezondheidsconditie.
Veel vragen die de arts je stelt, gaan over intieme zaken. Die informatie hebben we nu eenmaal nodig om een antwoord te vinden op het waarom van jullie (misschien schijnbare) onvruchtbaarheid.

Hieronder enkele zaken die de arts van jullie beiden wil weten:
  • je leeftijd;
  • of één van jullie beiden in een vorige relatie al een kind heeft gehad;
  • hoe lang de (huidige) kinderwens al bestaat zonder dat die is vervuld;
  • of je op geregelde basis seks hebt met penetratie en ejaculatie (coïtus);
  • met welke frequentie je coïtus hebt; op welke tijdstippen in je cyclus;
  • welke problemen je in verband daarmee eventueel hebt;
  • welk soort anticonceptie je hebt gebruikt en wat je ervaringen daarmee zijn;
  • welke ingrepen je vroeger hebt ondergaan;
  • wat je eet-, drink- en leefgewoonten zijn. Roken bijvoorbeeld gaat gepaard met een belangrijke vermindering in de vruchtbaarheid;
  • de medische geschiedenis van je familie. Die vragen worden gesteld om eventuele erfelijke aandoeningen te detecteren.

Vragen die specifiek aan jou als vrouw worden gesteld, gaan over:
  • je menstruele patroon: duur en regelmaat van de cyclus, veranderingen in het patroon ervan over de jaren heen, ...;
  • je maandstonden: duur in dagen, hevigheid qua bloedverlies, gaan ze gepaard met pijn en zo ja: hevige of lichte pijn, waar situeert de pijn zich, enz.
  • Pijn is niet altijd een teken van problemen: een lichte pijn ter hoogte van het kleine bekken (die vaak gepaard gaat met borstspanning en gemoedsveranderingen) wijst er doorgaans op dat ovulatie wel degelijk plaatsvindt.
    Hetzelfde geldt voor pijn in de lage buik in het midden van de cyclus (tijdstip van de eisprong) of ook tijdens de maandstonden zelf.

  • welke anticonceptie je gebruikt, sinds wanneer, en welke verwikkelingen daar al dan niet mee gepaard gingen.
  • In het geval van een spiraaltje zal de arts er zich tijdens het gynaecologisch onderzoek soms van vergewissen of het inderdaad verwijderd werd;
  • welke abdominale ingrepen je hebt ondergaan, inclusief curettages.
    Elke ingreep in het kleine bekken kan namelijk leiden tot verklevingen, een curettage mogelijk tot een verkleving in de baarmoeder.

Fysiek onderzoek, incl. gynaecologisch  

Doorgaans wordt de anamnese gevolgd door een fysiek onderzoek, tenzij dat al gebeurd is bij de arts die je heeft doorverwezen (huisarts of gynaecoloog).
  • Een fysiek onderzoek omvat: wegen, bloeddruk meten, borstonderzoek, ...
  • Bij het gynaecologische onderzoek
    • wordt de positie, het volume, de vorm, de consistentie en de mobiliteit van je baarmoeder nagegaan;
    • soms wordt een beetje slijm uit de baarmoederhals genomen en gecontroleerd op ontstekingen of antistoffen;
    • ter voorbereiding van een vruchtbaarheidsbehandeling neemt men doorgaans ook een uitstrijkje (paptest) voor onderzoek van de baarmoederhals, wat een vroegtijdige opsporing van baarmoederhalskanker mogelijk maakt;
    • in bepaalde gevallen wordt vooruitlopend op een inseminatie of embryotransfer (het in de baarmoeder terugplaatsen van embryo's) de lengte van de baarmoederhals en de baarmoeder gemeten, met een fijn buisje via de vagina.
Tot slot, soms hebben we nog beelden nodig om de geslachtsorganen beter in kaart te brengen.
Hierna - onder onderzoeken met beeldvorming - krijg je meer uitleg over de echografie, de hysterosalpingografie, de hysterosalpingo-foam sonography (HyFoSy), de hysteroscopie en de laparoscopie.

Medische beeldvorming of endoscopie ('binnenin kijken') maakt het mogelijk om ons inwendige lichaam in beeld te brengen.  Dergelijke onderzoeken maken een verfijnde diagnose mogelijk over de precieze oorzaak van een (vruchtbaarheids)probleem.

Indicaties
De echografie
De hysterosalpingografie
De HyFoSy (hysterosalpingo-Foam Sonography)
De diagnostische hysteroscopie
De diagnostische laparoscopie

Bij de hysteroscopie en de laparoscopie maken we een onderscheid tussen:
  • de diagnostische variant (de kijktechniek dient enkel om een diagnose te stellen);  en
  • de therapeutische variant: het onderzoek gaat meteen gepaard met een ingreep.
De  therapeutische hysteroscopie en laparoscopie bespreken we onder gynaecologische ingrepen.

Indicaties 

MBV-behandeling: wat?

MBV staat voor medisch begeleide voortplanting. Dat is de overkoepelende term voor de verschillende vruchtbaarheids-behandelingen: kunstmatige inseminatie, IVF, IVF-ICSI, IVM,...

Endoscopische onderzoeken kunnen bepaalde afwijkingen aan het licht brengen. We zullen ze inzetten:
  • als een vrouw na enkele MBV-pogingen niet zwanger raakt
  • of als er specifieke indicaties zijn, bv. hevig menstrueel bloedverlies, dat met veel pijn gepaard gaat.

Het kijkonderzoek kan dan uitsluitsel geven over de oorzaak van het probleem. We noemen er enkele:
  • endometriose, de woekering van baarmoederslijmvlies op plaatsen waar het niet thuishoort of in de baarmoeder zelf;
  • opgezette eierstokken. De eierstokken zijn in normale omstandigheden niet zichtbaar. Als dat wel het geval is, kan dat erop wijzen dat ze abnormaal gevuld zijn met vocht of dat er sprake is van cystevorming;
  • buitenbaarmoederlijke zwangerschap. Soms nestelt een bevruchte eicel zich in de eileider i.p.v. in de baarmoeder en ontwikkelt zich daar verder;
  • een éénhoornige of tweehoornige baarmoeder: soms gaat één eileider over in een hoorn, soms is dat met beide eileiders het geval;
  • afwijkingen in de baarmoeder: fibromen (vleesbomen), poliepen, of de aanwezigheid van een tussenschot (septum), zodat je – als dat tussenschot groot is – een baarmoeder met twee kamers krijgt.
Hoewel die afwijkingen strikt genomen de bevruchting van de eicel niet tegenwerken, kunnen ze wel een negatieve rol spelen bij de innesteling van het embryo en miskramen veroorzaken.

De echografie   

Praktisch

Over het waar-wanneer-en-hoe van echografieën tijdens je behandeling.

De echografie - kortweg 'echo' - is een pijnloos onderzoek waarbij we, door ultrahoge geluidsgolven op de organen te laten weerkaatsen, inwendige delen van het lichaam in beeld brengen.
Voor een vaginale echografie van het kleine bekken (bij de vrouw dus) brengen we een kleine echosonde in de vagina.
Het beeld is te zien – en door de patiënte te volgen – op een beeldscherm.

In de vruchtbaarheidsgeneeskunde is de vaginale echografie hét basisonderzoek bij de vrouw:
  • als routine-onderzoek aan het begin van elke MBV-behandeling, o.a. om eventuele gynaecologische problemen op te sporen;
  • als (herhaald) onderzoek in elke MBV-behandeling om de ontwikkeling van de rijpende follikel(s) in de eierstok op te volgen, en
  • als onderzoek om het ogenblik van de eisprong te monitoren.

De hysterosalpingografie    

Een hysterosalpingografie brengt met een radiografie het traject in beeld dat de eicellen afleggen vanuit de eierstok door de eileider tot in de baarmoeder. Dat gebeurt door de inspuiting via het baarmoederhalskanaal van een contrastvloeistof, die doorloopt naar de baarmoederholte en de eileiders. Met een röntgenfoto wordt het traject van de contrastvloeistof vastgelegd.

Dit onderzoek voeren we in het CRG niet meer uit. Het wordt vervangen door de HyFoSy (zie hierna). Dat is een patiëntvriendelijker onderzoek dat dezelfde informatie oplevert en niet gepaard gaat met straling.

De hysterosalpingo foam sonography (HyFoSy)  

Praktisch

Klik hier voor het waar-wanneer-hoe van een HyFoSy – of download het HyFoSy-instructieformulier

Een HyFoSy brengt echografisch het traject in beeld dat eicellen afleggen vanuit de eierstok door de eileider (salpingo) tot in de baarmoeder (hystero). Daarvoor spuiten we via het baarmoederhalskanaal een oplossing in van microscopisch kleine belletjes: vandaar 'foam' of 'schuim'.

Een HyFoSy is een weinig belastend onderzoek. Het verloopt ambulant en zonder verdoving, in de Consultatie CRG.
  • Het onderzoek gebeurt best met een lege blaas.
  • Eerst voeren we een routine vaginale echografie uit.
  • Dan onderzoekt de arts je gynaecologisch.
  • Daarna brengen we via de baarmoederhals een fijne katheter in de baarmoeder en spuiten daar een oplossing doorheen van microscopisch kleine belletjes. 
  • Via een transvaginale echografie volgen we op het scherm het traject van het mengsel. Als de eileiders goed doorgankelijk zijn, loopt het product vanuit de baarmoederholte door de eileiders naar de buikholte.

Bij een normaal resultaat kan de HyFoSy volstaan. Zodra er afwijkingen te zien zijn of als er een vermoeden is van problemen in de buikholte – aan de buitenkant van de voortplantingsorganen – is een hysteroscopie of laparoscopie nodig om het probleem in kaart te brengen. Soms zijn beide onderzoeken aangewezen.

De diagnostische hysteroscopie 

Praktisch

Klik hier voor het waar-wanneer-hoe van een diagnostische hysteroscopie. Je kan hier ook het HSC-instructieformulier downloaden.

Met een hysteroscopie brengen we het inwendige en de vorm van de baarmoeder in beeld.
  • We schuiven een endoscoop – een soort fijne telescoop – via de vagina door de baarmoederhals.
  • De baarmoeder zelf wordt met fysiologisch serum verwijd, om een goed beeld te krijgen. Op het beeldscherm kan je mee volgen wat de endoscoop registreert.
  • Het is een eenvoudig en pijnloos onderzoek, dat maar een kwartiertje duurt. Her verloopt zonder verdoving.
  • Het wordt best in de eerste helft van de menstruatiecyclus uitgevoerd, ná de maandstonden en vóór de eisprong.

De diagnostische laparoscopie 

Praktisch

Klik hier voor het waar-wanneer-hoe van een diagnostische laparoscopie

Met een laparoscopie brengen we het inwendige van de buikholte – en dus het uitwendige van de baarmoeder en eierstokken – in beeld. Op die manier onderzoeken we of zich in de buikholte endometriose voordoet of dat er verklevingen zijn ter hoogte van de eileiders.
  • Via een insnede in de navel schuiven we de endoscoop – die een diameter heeft van minder dan één centimeter – gedeeltelijk in je buikholte.
  • We brengen gas in de buikholte, tussen de voorste buikwand en de ingewanden, zodat de organen goed zichtbaar en bereikbaar worden.
  • Een diagnostische laparoscopie wordt doorgaans gecombineerd met een diagnostische hysteroscopie: twee onderzoeken in één, zeg maar, die tegelijk het inwendige en het uitwendige van de baarmoeder in beeld brengen.
Hormonale stoornissen kunnen zich voordoen:
  • ter hoogte van de hersenen:  
    in dat geval zal de hormonale stoornis automatisch leiden tot een verstoring van de menstruatiecylus, d.w.z. de rijping eicel tot en met de ovulatie;
  • ter hoogte van de geslachtsorganen, de bijnieren of de schildklier:
In dat geval kan er ook een effect zijn op de kans tot innesteling van een eventueel bevrucht embryo.

Een standaardonderzoek bij je eerste consultatie in het CRG is daarom debepaling van je hormonaal profiel (als dat nog niet elders is gebeurd) .

Elk hormonaal onderzoek is een bloedonderzoek. Daarvoor moet je een bloedstaaltje afleveren (zie praktisch).
Omgekeerd: niet elk bloedonderzoek dient hormonale doeleinden: soms wordt het bloedstaaltje gebruikt voor immunologische of genetische tests.

Hormonaal profiel

Deze basistest wordt uitgevoerd
  • aan het begin van de menstruatiecyclus, tussen dag 2 en dag 4,
  • om het gehalte te meten van FSH, LH en oestradiol, m.a.w. de verschillende hormonen die de eicelrijping op gang moeten brengen of hierbij worden afgescheiden (oestradiol is een oestrogeen dat geproduceerd wordt door de eierstokken);
  • om de hormonale waarden te bepalen van progesteron, testosteron, androsteron, ...
Die laatste twee kennen we weliswaar als mannelijke hormonen, maar ze komen ook bij de vrouw voor en worden geproduceerd door hetzij de eierstokken, hetzij de bijnieren.

Bijnierhormonen
De hormonale productie ter hoogte van de bijnieren kan dus je normale vruchtbaarheid verstoren. Meer bepaald leidt een teveel aan mannelijke hormonen tot verstoring van de eicelrijping. Vandaar dat in de bloedanalyse het gehalte van hormonen als DHEA-sulfaat, testosteron en androsteron worden gemeten.

Stresshormoon
Verder wordt op prolactine geprikt, omdat van dit 'stresshormoon' geweten is dat het je normale vruchtbaarheid kan verstoren. Het gehalte ervan wordt sterk bepaald door externe omstandigheden: plotse gewichtstoe- of afname, jachtig of ongeregeld leven, stress... Het stijgt bijvoorbeeld als je gegeten hebt, reden waarom je voor het bloedonderzoek best nuchter bent.
Als een hoog prolactinegehalte wordt gemeten, gaan we daarom verder nagaan wat de oorzaak kan zijn.
Behalve de hoger genoemde externe factoren kan soms een klein gezwelletje in de hypofyse (een prolactinoom) aan de basis liggen van een hoge productie. In dat laatste geval is behandeling aangewezen, wat doorgaans gebeurt op basis van medicatie.

Schildklierhormoon
En ook in de schildklier kunnen zich hormonale storingen voordoen, met een mogelijke weerslag op je vruchtbaarheid. Niet alleen heb je dan minder kans op zwanger worden, maar je loopt ook meer risico op een miskraam. Daarom voorziet het routine-bloedonderzoek ook in de meting van het gehalte aan Thyroid T4, een hormoon dat door de schildklier wordt geproduceerd.
Basis genetica
Indicaties
Soorten tests

Genetische onderzoeken worden uitgevoerd op een bloedstaaltje.
Dat wordt afgenomen in de polikliniek (zie praktisch) en voor analyse doorgestuurd naar het Centrum voor Medische Genetica (CMG) van UZ Brussel. Het CMG bezorgt de resultaten van de tests aan het CRG, waar ze op consultatie bij de arts met jou/jullie worden besproken.

Basis genetica  

Belangrijk om te weten

Onze voortplantingscellen gedragen zich anders dan de andere cellen van ons lichaam:

  • de laatste ontstaan via 'gewone' celdeling (mitose),
  • de eerste ondergaan een complexe reductiedeling, waarbij ze de helft van de chromosomen van de lichaamscellen overhouden.
    In dat proces kunnen specifieke delingsfouten ontstaan, die daarom alleen in de voortplantingscellen te traceren zijn.

Elke mens is opgebouwd uit verschillende weefsels die organen vormen en die zelf bestaan uit verschillende cellen. Binnen een weefsel heeft elke cel zijn specifieke functie. Om correct te functioneren heeft elke cel een aantal boeken met instructies aan boord. Die 'receptenboeken' noemen we de chromosomen, de 'recepten' die ze bevatten de genen. Chromosomen zijn dus de dragers van onze genetische informatie, en opgebouwd uit DNA.
De meeste gezonde mensen hebben 46 chromosomen, namelijk 23 paren. Er zijn 22 paar gewone en één paar geslachtschromosomen. De gewone paren worden gerangschikt naar grootte en dan genummerd van 1 tot en met 22. Het 23ste paar zijn de geslachtschromosomen: XX bij de vrouw en XY bij de man.

Indicaties

Vroeger werd genetisch onderzoek standaard opgenomen in de bloedanalyse van patiënten. De ervaring heeft echter uitgewezen dat dat weinig zin heeft. Daarom worden genetische tests enkel nog uitgevoerd als er in je familie erfelijke afwijkingen voorkomen, en bij de volgende specifieke indicaties.
  • Bij een verminderde ovariële reserve (je beschikt over weinig eicellen).
  • Bij een verstoorde menstruatiecyclus.
  • In geval van eiceldonatie, voor een genetische check-up van de donor.
  • Na drie mislukte IVF-pogingen, d.w.z. waarbij de bevruchting slaagde maar het embryo zich niet innestelde.
  • Bij onverklaarde onvruchtbaarheid.
  • Bij herhaald miskraam (drie opeenvolgende zwangerschappen).
  • Voorafgaand aan een genetische test van het embryo (PGT).
In de laatste vier gevallen gebeurt het genetisch bloedonderzoek zowel bij vrouw als man.

Soorten tests  

We onderscheiden twee soorten genetische tests:
  • cytogenetische; d.w.z. naar de chromosomen als entiteit, en 
  • moleculaire; op het DNA waaruit de chromosomen zijn opgebouwd.

Cytogenetische tests  

Voor een cytogenetische test worden witte bloedcellen (lymfocyten) in een kweekvloeistof gebracht. In een welbepaalde fase van de celdeling - vandaar de naam cytogenetisch - condenseren de lymfocyten hun genetische dragers tot visualiseerbare structuren, de chromosomen: op dat moment kunnen we zien hoeveel en welke chromosomen er zijn en of ze er normaal uitzien.

Karyotypebepaling

De cytogenetische test leidt tot je karyotypebepaling.
Karyotype betekent letterlijk 'het karakter van de chromosomen': aantal, lengte en genetische invulling. Je genetische identiteitskaart, zeg maar.
Soms wordt via deze test naar een specifieke afwijking gezocht. Meer bepaald kan bij een diagnose van anovulatie (het uitblijven van de eisprong) waarvoor geen hormonale verklaring wordt gevonden, je bloedstaaltje onderzocht worden op het syndroom van Turner (X0-karyotype). Bij wie aan dat syndroom leidt, ontbreekt één X-chromosoom, wat gradueel tot een vervroegde menopauze leidt.

    FISH-analyse

      Zoals hiervoor gezegd gedragen onze voortplantingscellen zich anders dan de andere cellen van ons lichaam. Ze ondergaan een complexe reductiedeling, waarbij ze de helft van de chromosomen van de lichaamscellen overhouden. In dat proces kunnen specifieke delingsfouten ontstaan, die daarom alleen in de voortplantingscellen te traceren zijn.
      Vandaar dat een gespecialiseerde test werd ontwikkeld - FISH staat voor fluorescentie in-situ hybridisatie - waarmee een beperkte chromosoomanalyse gemaakt kan worden van eicellen: bij wijze van steekproef worden een drietal chromosomen onderzocht. De test wordt evenwel slechts zelden uitgevoerd, uitsluitend in het kader van onderzoek en op basis van bepaalde indicaties, bv. als er veel abnormale embryo's ontstaan uit de IVF-bevruchting van een paar.

      DNA-onderzoek  

      Moleculaire tests zoeken een niveau dieper, in de DNA-structuur van de chromosomen, naar welke chromosomen een mutatie of deletie van genen vertonen. De vraag hier is dus: waar zit een fout in het recept of waar ontbreekt een stuk informatie? Dat soort onderzoek is maar voor een beperkt aantal chromosomen en genen mogelijk.

        CFTR-gen (mucoviscidosegen)

          Eén op twintig Belgen is drager of draagster van het mucoviscidose- of CFTR-gen (Cystic Fibrosis Transmembrane Regulator gene). Als beide partners drager zijn, heeft de baby 25% kans om mucoviscidose (taaislijmziekte) te ontwikkelen, een ernstige longziekte waarbij abnormaal veel slijm wordt afgescheiden.
          Deze DNA-test wordt daarom uitgevoerd bij vrouwen van wie een familielid aan mucoviscidose lijdt of bij enig ander vermoeden dat ze draagster zouden kunnen zijn.

            Fragile X-test

              Deze gespecialiseerde DNA test wordt gebruikt om bij vrouwen mutaties op te sporen op het X-chromosoom die aanleiding kunnen geven tot mentale retardatie bij jongetjes. In het bijzonder vrouwen die kandidaat zijn om eicellen te doneren worden hierop gescreend. Dergelijke mutaties kunnen immers toenemen van generatie op generatie en van een premutatie naar een echte mutatie evolueren.

              Screening infectieziekten

              Om in onze labo's met gegarandeerd veilig lichaamsmateriaal te kunnen werken, moet de screening op hepatitis B en C, HIV en syfilis om de drie maanden worden herhaald.
              Zijn de resultaten van je testen ouder dan drie maanden of kan je ze ons niet bezorgen, dan moet het infectieonderzoek (opnieuw) gebeuren.

              Routinebloedtest
              Uitstrijkje
              Antilichamen tegen sperma

              Routinebloedtest  

              Tijdens je eerste consultatie in het CRG en vóór het begin van enige vruchtbaarheidsbehandeling, zal een bloedstaaltje worden afgenomen. Dat dient
              • om je hormonale waarden te bepalen (zie hoger), en
              • om een infectie-onderzoek te doen.
              Je bloed wordt getest op de aanwezigheid van antilichamen tegen
              • het aidsvirus (HIV),
              • geelzucht (hepatitis B),
              • hepatitis C,
              • syfilis,
              • CMV (cytomegalievirus),
              • rubella (rodehond),
              • en toxoplasmose (de kattenziekte).
              Die twee laatste kunnen namelijk, als je ze in het begin van de zwangerschap zou krijgen, tot ernstige afwijkingen van het embryo leiden.
              De aanwezigheid van antistoffen wijst erop dat je
              • hetzij geïnfecteerd bent of geweest bent met de ziekte in kwestie,
              • hetzij ertegen gevaccineerd.
              Tegen rodehond kan je je (alsnog) laten vaccinerren voor je aan een vruchtbaarheidsbehandeling begint, voor toxoplasmose kan dat helaas niet.

              Uitstrijkje   

              De eerste consultatie in het CRG gaat bij de vrouw meestal gepaard met een gynaecologisch onderzoek, tenzij dat al gebeurd zou zijn bij je eigen gynaecoloog.
              Bij die gelegenheid wordt met een staafje wat slijm uit de baarmoederhals genomen en met een ander staafje een 'uitstrijkje', d.w.z. cellen uit de baarmoederhals.
              Het uitstrijkje dient in het laboratorium als basis voor de zogeheten pap-test: die kan uitwijzen of je geen risico loopt op baarmoederhalskanker.
              Het slijm wordt dan weer onderzocht op de aanwezigheid van infecties zoals ureaplasma, mycoplasma en andere.

              Antilichamen tegen sperma   

              Soms maak je als vrouw ook antilichamen aan tegen zaadcellen. Je lichaam behandelt de zaadcellen dan als kwalijke indringers en gaat ertegen in het verweer. De antistoffen worden geproduceerd door de witte bloedcellen en gaan zich aan de zaadcellen hechten zodat die samenklitten. Daardoor verliezen ze hun bewegingsvrijheid en het vermogen om de eileider en eicel te bereiken.
              Ook een man kan trouwens antilichamen tegen zijn eigen sperma aanmaken: zie daarvoor immunologische onderzoeken bij de man.


              Biopsie van het endometrium

              In de loop van de menstruatiecyclus ondergaat het baarmoederslijmvlies verschillende veranderingen: onderzoek van dat weefsel kan daarom nuttige informatie opleveren voor de opvolging of bijsturing van een MBV-behandeling.
              Een endometriumbiopsie gebeurt tijdens de gynaecologische consultatie:
              • via de vagina en de baarmoederhals wordt een dunne aspiratiesonde in de baarmoeder gebracht, en
              • wat slijmvlies weggezogen.
              Zo kunnen we bepalen of dat zich goed ontwikkeld heeft.

              Ook kunnen we - indien nodig - nagaan of er een discrepantie bestaat tussen je 'biologische toestand' (je komt bv. op onderzoek bv. op dag18 van je cyclus) en het ontwikkelingsstadium van hetbaarmoederslijmvlies (dat bv. overeenkomt met dag 15).
              Daarvoor moet je vóór de biopsie een bloedprik laten doen:
              • via een hormonale analyse kunnen we uitmaken in welke fase van de menstruatiecyclus je je precies bevindt;
              • het stukje endometriumweefsel wordt doorgestuurd naar het labo van de dienst pathologie van UZ Brussel, waar het 'gedateerd' kan worden.

              Een endometriumbiopsie hoort tot de basisonderzoeken bij de vrouw, maar wordt in het CRG alleen bij specifieke indicaties uitgevoerd:
              • bv. als de echografie geen voldoende ontwikkeling van baarmoederslijmvlies te zien geeft;
              • of als na verschillende IVF-pogingen de innesteling van het embryo niet wil lukken.