Dag 3
Embryokwaliteit
Embryokwaliteit wordt bepaald aan de hand van zeven parameters. De belangrijkste zijn:
- het aantal cellen in het embryo (stadium)
- de gelijke in grootte van de cellen
- de fragmentatie
- en de aanwezigheid van één kern in elke cel
Op basis van de score voor elke individuele parameter kennen we een globale score toe. We onderscheiden vier niveaus van kwaliteit:
1 = excellent
2 = goed
3 = matig
4 = slecht
De vroege ontwikkeling van het embryo
Op dag één ondergaat de bevruchte eicel (zygote) een eerste deling. Daarbij ontstaan twee cellen (blastomeren), die in principe van gelijke grootte zijn.
Op dag twee deelt elke blastomeer nog eens in twee gelijke cellen, waardoor het embryo in een viercellig stadium komt.
Als op dag drie vier blastomeren elk nog eens delen wordt het achtcellig stadium bereikt, bij voorkeur met cellen van gelijke grootte. Het embryo bereikt dit stadium 68 tot 72 uur na de injectie of de inseminatie.
De celdelingen verlopen niet altijd perfect synchroon, waardoor we ook tussenliggende stadia observeren: driecellig, vijfcellig, zevencellig. Dan zijn blastomeren van verschillende grootte zichtbaar, omdat ‘reeds gedeelde cellen’ naast ‘nog te delen cellen’ bestaan.
- In principe heeft elke blastomeer één kern.
- De aanwezigheid van twee kernen kan wijzen op een kerndeling waarna de celdeling nog moet volgen.
- Als meerkernigheid voorkomt in meer dan de helft van de blastomeren wordt het embryo niet teruggeplaatst, tenzij er geen andere embryo’s beschikbaar zijn.
Soms zien we ook gefragmenteerde kernen, d.w.z. de kern die in stukjes valt.
En in sommige embryo’s zonderen kleine stukjes van de blastomeren, zonder kern, zich af. Dat fenomeen noemen we fragmentatie.
De fragmenten kunnen in een later celstadium opnieuw opgenomen worden door de blastomeren of ze kunnen afgezonderd blijven.
Embryo’s die te veel fragmenten bevatten (meer dan 50% van hun volume) behoren tot kwaliteit 4 en komen niet in aanmerking voor terugplaatsing.
Kwaliteit voor embryobiopsie
Bij een embryobiopsie nemen we één of twee cellen weg op dag 3 om daarop een genetische diagnose uit te voeren. Dit kan alleen bij embryo’s die minstens van kwaliteit 1, 2 of 3 zijn.
Het is belangrijk dat er voldoende blastomeren aanwezig zijn in het embryo (minstens 6) opdat het na de biopsie voldoende kans zou hebben om verder te ontwikkelen. Er wordt bij voorkeur één blastomeer weggenomen voor de genetische test, soms is het nodig om er twee weg te nemen.